Blog adviseur Jenny Chung

Na vier jaar als coördinator Wmo in de gemeente Assen is Jenny Chung bij Wyzer als beleidsadviseur begonnen in de gemeente Aa en Hunze. In vijf delen neemt ze je mee in haar ontdekkingstocht als externe beleidsadviseur. Daarin deelt ze haar enthousiasme voor haar werk.

Zelfregie versus op eigen kracht

Deze ontwikkeling vraagt dat ik als beleidsadviseur meer regie voer, wat ik persoonlijk nog best een uitdaging vind. Ik ben namelijk een controlfreak en wil het liefst alles zelf doen. Ik denk dat deze eigenschap is ontstaan in mijn kindertijd. Ik ben opgegroeid als oudste kind in een migrantengezin, waarbij ik, zoals elk oudste kind, een soort van pioniersfunctie had. Mijn ouders maakten namelijk elke situatie in de opvoeding voor het eerst met mij mee. Daarnaast had ik een bemiddelaarsfunctie tussen de buitenwereld en mijn ouders, waardoor het mijn taak was om de boodschap van de ander te vertalen naar een werkbaar verhaal voor mijn ouders. Tot slot had ik de rol om voor mijn broertje te zorgen, omdat mijn ouders zeven dagen in de week werkten in hun restaurant.

Door deze training als kind zie en voel ik veel en kan dat vertalen naar duidelijke richtlijnen. Ook kan ik proactief handelen en overzicht houden, wat mij een gevoel van controle geeft. Dit gevoel van controle leidt ertoe dat ik de voorkeur heb om op eigen kracht mijn leven en mijn werk aan te pakken. Ik houd graag de touwtjes in handen van beleid tot uitvoering en zelfs met de evaluatie. Zo realiseer ik genoeg resultaten voor mijzelf en mijn werkgever, waar ik zeker de bijbehorende complimenten en gratificaties voor heb gekregen.

Op eigen kracht versus hulp vragen

Door de jaren heen kom ik erachter dat mijn daadkracht niet zoveel met eigen kracht te maken had. Ik heb namelijk helemaal niet gedaan wat binnen mijn eigen kracht lag, maar juist veel meer waardoor ik mijzelf uitputte door steeds weer over mijn grenzen heen te gaan en geen hulp te vragen. Hulp vragen vind ik een wezenlijk onderdeel van zelfregie, maar het voelt als een lange weg om tot dit besef te komen. Ik herinner mij nog de eerste keer dat ik hulp vroeg aan een kennis. De vraag weet ik niet meer, maar wel het gevoel van nederlaag, vernedering en verslagenheid. Als midden twintiger had ik voor het eerst geen antwoord op de situatie en voelde ik mij eenzaam en opgesloten. Toen heb ik besloten om van tijd tot tijd professionele hulp in te schakelen.

Na zoveel oefenen de afgelopen jaren blijft hulp vragen, vooral aan familie of collega’s, voor mij nog steeds lastig, omdat ik de ander niet tot last wil zijn en omdat ik bang ben dat ik niet goed genoeg ben. Voor mij is zelfs professionele hulp inschakelen wat makkelijker, omdat ik dat over het algemeen zelf betaal en daarmee ook zelf bepaal. Zelfregie is voor mij nu meer dan alleen op eigen kracht leven, maar het erkennen van mijn eigen kracht en de grenzen daarvan. Zelfregie is dat ik zelf kan bepalen wie en welke instantie ik om hulp vraag en niet dat mijn werkgever de bedrijfsarts moet inschakelen om mij weer op de rit te krijgen.

Van zelfregie naar regie voeren

Mijn overtuiging is dat elke functionaris die regie voert een stukje van zijn eigen ervaring over zelfregie meeneemt en dat als referentiekader toepast in het regie voeren. Daarnaast heeft de gemeente ook zijn krachten en grenzen, waar ik als beleidsmaker van bewust moet zijn wanneer ik regie voer.
Regie voeren in het sociaal domein gaat voor mij over een veranderende houding van controle naar wederzijdse afhankelijkheid. Een gemeente werkt tegenwoordig namelijk aan vraagstukken, waarbij deze niet meer alleen leidend is als financier of opdrachtgever. Er zijn andere grote spelers in beeld, zoals het zorgkantoor of de verschillende ministeries. Daarnaast zijn opdrachtnemende organisaties ook niet meer afhankelijk van een enkele gemeente en werken deze regionaal, provinciaal of zelfs landelijk om de continuïteit van de organisatie te garanderen. Zo is door de jaren heen een netwerk van wederzijdse afhankelijkheden in het sociaal domein ontstaan, waar je elkaar niet per se nodig hebt, maar waar je ook niet zonder elkaar kunt.

Als beleidsmaker namens de gemeente heb ik daardoor meerdere rollen dan alleen die van een opdrachtgever. Regie voeren kent misschien niet eens een vastomlijnde rol, maar is een fluïde positie waar het meer gaat om stimuleren of faciliteren en pas op het laatst om opdrachten geven. Ik klaar dan als beleidsmaker geen klus meer, maar bouw aan de onderlinge relaties en vertrouwen binnen een netwerk met het idee dat wij in goede tijden samen mooie initiatieven organiseren en in slechte tijden samen lobbyen op de verschillende wegen die de partijen kunnen bewandelen.

Zo maak ik als beleidsmaker zelf de slag van het resultaatgericht werken naar een soort van intuïtieve werkwijze waar controle plaats maakt voor wederzijdse afhankelijkheid. Mijn voldoening haal ik uit het faciliteren van goede gesprekken waar het uitwisselen van belangen en het uitspreken van ongenoegen voor mij een teken is van vertrouwen, waar gezamenlijke doelen en passende initiatieven uit voort kunnen komen.

Regie voeren met waardigheid

Met het schrijven van mijn ervaring over zelfregie ben ik ook zelf weer bewust van wat ik meedraag naar mijn werk. Ik voer regie met het besef dat ik ooit ook een keer zelf gebruik moet maken van dezelfde voorzieningen in het sociaal domein, waarover ik nu regie voer. Ik kan namelijk zelf ook een kwetsbare inwoner worden door een auto-ongeluk of als mantelzorger hulp moeten vragen voor mijn ouders, mocht er een van hen te maken krijgen met dementie. Ik wil niet alleen impact maken voor de kwetsbare inwoner in het sociaal domein, maar ook voor mijzelf en ieder ander die, net als ik, het moeilijk vindt om hulp te vragen.

Regie op de keten van het sociaal domein door middel van duidelijke rollen en taken is zeker een voorwaarde om de basis voor elke inwoner die kwetsbaar is of wordt goed te organiseren, maar een passend antwoord gaat voor mij over een continu gesprek over onze manier van bejegening en houding als professional richting de inwoner die hulp vraagt. Hoe laten wij zien dat wij hun hulpvraag serieus nemen? Hoe nemen wij hun eigen kracht met waardigheid waar? Hoe helpen wij hen om hulp te vragen bij familie en vrienden als zij dat zelf niet durven?

Met regie voeren hoef ik als persoon niet meer alles zelf te doen, maar kan ik bijdragen aan een olievlek waarbij zowel de partijen in de keten als een inwoner en zelfs ik zelf regie mogen voeren in het sociaal domein.

Met deze laatste blog komt mijn vijfdelige serie na tien maanden tot een einde.

Anders zijn 

Koetjes en kalfjes gaan over het uitwisselen van persoonlijke verhalen, wat voor mij een grote uitdaging was. Hierdoor heeft samenwerken voor mij ook een persoonlijk waarde, omdat ik besef dat ik anders ben. Het anders zijn zorgde ervoor dat ik de eerste helft van mijn leven veel alleen heb gedaan, waardoor ik mij niet hoefde uit te spreken.

Ik ben in Nederland anders, omdat ik gitzwart en stijl haar heb, waarbij vorig jaar er welgeteld één grijze haar is bijgekomen volgens mijn dochter. In negen van de tien overleggen ben ik de enige met zwart haar, terwijl de meeste tafelgenoten grijs, bruin of blond haar hebben. Zelfs in Groningen merk ik steeds vaker dat ik anders ben, omdat een stadjer mij regelmatig in het Engels aanspreekt.

Ik voel mij soms een minderheid, omdat ik in mijn omgeving minder dan een handjevol mensen ken, die net als ik twee studies (WO en HBO) hebben gevolgd en voltooid. Ik voel mij minder dan minder, omdat ik behoor tot een van de vijf mensen die hoogsensitieve kenmerken heeft en dan ook nog met de minderheidsvariant die lekker druk en actief is. Ik voel mij zelfs als vrouw af en toe niet op mijn gemak, omdat ik dan twijfel of ik wel kan zeggen dat ik John Wick 4 heb gekeken en nog nooit een aflevering van Boer zoekt vrouw. Ik drink ook liever donker bier of single malt whisky dan wijn.

Zo was ik in aanleg een functioneel persoon en zeker ook zo geworden. Ondanks dat ik vanaf kleins af aan graag nadenk over het universum en het leven, werkte ik vanaf mijn twaalfde jaar zeven dagen per week in het restaurant van mijn ouders. Er was geen ruimte om naar mijn huiswerk te vragen, laat staan over mijn gedachten over het universum. Zo had en heb ik nog steeds het gevoel dat mijn verhaal het niet waard is om te vertellen.

Anders zijn erkennen 

Om verbinding te voelen moet je als mens spreken en dat kon ik functioneel heel goed, maar koetjes en kalfjes waren dus niet voor mij weggelegd. Mijn eerste leidinggevende zag mij voor wie ik was en nam de moeite om mij de waarde van koetjes en kalfjes uit te leggen. Met heel veel moeite begon ik maar over mijn vakantie. Ik kon mij toen simpelweg niet voorstellen waarom de kennis over mijn activiteiten in het weekend nuttig is voor mijn gesprekspartner.

Naast mijn leidinggevende heb ik in de afgelopen jaren en zeker ook in mijn eerste opdracht in Gieten genoten van mijn geïnteresseerde collega’s, die mij zagen en zien voor wie ik ben en zelfs bereid zijn om te luisteren naar wat ik te vertellen heb. Nu snap ik dat het vooral leuk is om verhalen te horen en ook zelf deze te vertellen. Het samen leuk hebben is zelfs nuttig, omdat er dan openheid ontstaat om inzichten uit te wisselen die zowaar ook voor het werk van waarde zijn.

Nu twintig jaar na de wijze woorden van mijn eerste leidinggevende kan ik er nog steeds niet omheen dat ik meer waarde hecht aan functionele woorden dan koetjes en kalfjes, maar het gaat mij steeds beter af. Daarnaast zijn koekjes en taart minstens zo effectief en hoop ik zo een beetje mijn tekortkoming te compenseren.

Een samenwerking bouwen door middel van koetjes en kalfjes  

Als ik nu zo schrijf waardeer ik de waarde voor koetjes en kalfjes nu wel meer dan ik dacht, omdat ik daar de kern voor verbinding zie. Koetjes en kalfjes zijn een soort van aandacht voor elkaar, waarbij het vertellen over je plezier en zorgen bindend kan werken. Verbinding maakt het weer makkelijker om met verschillende partijen toe te werken naar een gemeenschappelijk basis, omdat je elkaars waarden en overtuigingen door de uitwisseling van koetjes en kalfjes beter hebt leren kennen en zelfs kan begrijpen.

De mooiste uitwisselingen heb ik meegemaakt in de auto- of treinritten van Assen naar de landelijke bijeenkomsten in Zwolle of zelfs Den Bosch. Samen heb je een gemeenschappelijke eindbestemming en heb je een bepaalde tijd om je voor te bereiden op het programma. Voor de verdieping wissel je misschien nog inzichten uit, maar daarna komt er een moment dat je samen uitgepraat bent.

Dan begint voor mij het mooie gedeelte, omdat er dan ruimte ontstaat om persoonlijke waarden en ervaringen uit te wisselen. Ik ben heel wat wijzer geworden over wat mantelzorger zijn met je als mens kan doen. Ik heb heel wat tips over opvoeden van pubers gekregen en zelfs mijn passie voor gezonde voeding kunnen uitwisselen. Het geeft mij energie om te horen hoe mensen in het leven staan en wat hen energie geeft. Het ontroert mij nog steeds als ik mag delen hoe ik mijn jeugd heb ervaren en wat ik als mijn uitdagingen in het leven zie.

Elke keer weer sta ik versteld van de persoonlijke verhalen die ik mag horen of het nou van een inwoner, ketenpartner of bestuurder is. Ook al ben ik niet altijd met mijn gesprekspartner eens of hebben wij zelfs een ander belang voor ogen, dan nog is de drive van mijn gesprekspartner voor mij voelbaar en ben ik dankbaar dat ik met zoveel betrokken mensen mag werken.

Mijn drive om samen te werken is mijn teken van dankbaarheid voor het gegeven dat ik mij nu mag uitspreken. Ik weet nu dat er altijd mensen bereid zijn om naar mij te luisteren, zodat ik weer een luisterend oor voor anderen kan zijn. Ik ben vooral mijn eerste leidinggevende Roel Schrotenboer dankbaar, dat hij mij bewust maakte van de waarde van koetjes en kalfjes en dat ik na twintig jaar mijn zoektocht daarover kan delen.

 

Voor wie het niet weet ben ik ook een controlfreak. Dat is best lastig wanneer je als beleidsmaker steeds meer regie voert en daardoor ook moet loslaten. Daar vertel ik in de laatste blog meer over.

Als puber kende ik het vak van beleidsadviseur niet. Toen was het mijn plan om registeraccountant te worden, totdat een goede kennis mij adviseerde om bedrijfskunde te studeren. Als ik echt accountant wilde worden, kon dat altijd nog als afstudeerrichting. Ondanks mijn liefde voor cijfertjes, zag ik meer uitdaging in primaire processen, continue kwaliteitsverbetering en strategisch management. Daarom heb ik uiteindelijk gekozen voor small business en entrepreneurship.

Cijfers in perspectief 

In cijfertjes zie ik geen waarheid, maar een richting. Cijfers zijn voor mij een multi-interpretabel geheel dat afhankelijk is van een referentiekader. Zo een referentiekader geeft mij richting om de cijfers te ordenen en te vergelijken, zodat ik hieruit trends, kaders of zelfs een formule kan bedenken die bruikbaar is voor een beleidsperiode. Verschuift zo een referentiekader dan verandert het oordeel ook, terwijl de cijfers gelijk blijven. Dat vind ik fascinerend.

Het referentiekader kan een begroting, een nulmeting of een ambitieniveau zijn. Mijn basisvraag is of wij op koers zijn.  Het wordt voor mij pas een leuke uitdaging als wij afwijken, want dan heb ik weer wat te puzzelen. Hebben wij een tekort of worden we overvraagd? Zowel bij een onderbesteding als een overschrijding valt er namelijk wel wat te puzzelen. Bij een onderbesteding zijn er waarschijnlijk te weinig mensen bereikt. Bij een overschrijding is de gemeente misschien niet streng genoeg.

De wereld is pluriform. Daarin zijn er net zoveel perspectieven als er professionals zijn. Ik probeer de perspectieven in cijfers uit te drukken om een klein deel van deze wereld concreet te maken. Een gesprek over teveel of te weinig is voor mij een vorm van uitwisseling om wederzijds begrip te bereiken. Het gaat mij om de beleving van de cijfers of zelfs de weerstand ertegen. Het gesprek geeft mij een kijkje in de keuken van de partij waar ik namens de gemeente geld aan verstrek. Zo werk ik met targets, taakstellingen, normen en bereik. Het is een mooi streven en daarmee geen waarheid.

De waarde van cijfers 

Cijfers zonder normen hebben geen waarde. Normen zonder een visie hebben geen betekenis. Betekenis geven aan cijfers heeft pas waarde als je dat als team of als opdrachtgever en opdrachtnemer samen doet. Het gaat om het samenspel tussen kwaliteit en kwantiteit. Hoeveel mag kwaliteit kosten? Hoeveel hebben wij over voor een hoger bereik?

In plaats van tellen wil ik door te puzzelen het verhaal erachter vertellen. Cijfers vertellen mij namelijk iets over de inspanning die de verschillende partijen in het sociaal domein leveren voor onze inwoners. Achter de cijfers zie ik niet alleen een bezettingsgraad of omzet, maar mensen die met passie hun vak proberen uit te oefenen om het leven van hun medemens een stukje gezonder, zelfredzamer of socialer te maken. Een tarief of subsidiebedrag is een soort van waardering voor de professionals, de vrijwilligers en de ervaringsdeskundigen die het werk doen voor de inwoners.

Het gaat ook over het zien van de inwoners waarvoor wij als beleidsmaker het werk doen. Het tarief of subsidiebedrag weerspiegelt voor mij ook de ruimte die de gemeente heeft om de inwoner te ondersteunen of te bereiken. Ik doe mijn best om in een opdracht een goede balans te vinden tussen kwaliteit en kwantiteit die recht doet aan de gemeente, de professionals en de inwoners.

Ik kan niet zeggen dat het samenspel altijd makkelijk is, omdat ik als beleidsmaker de gemeente vertegenwoordig. Dan moet ik ook kritisch blijven op zaken zoals overhead, winstpercentages of rijksbudgetten die de gemeente ontvangt om hun taken uit te voeren. Een goed gesprek over kwantiteit en kwaliteit helpt mij om de waarde van de uiteindelijke cijfers te onderbouwen, omdat ik weet dat ik samen met mijn gesprekspartners de verschillende perspectieven heb kunnen belichten en daarmee ook ons verhaal kan vertellen.

Cijfers als richting 

Nu ik zo schrijf kom ik er achter dat ik ook thuis nog best veel met cijfertjes bezig ben, omdat het puzzelen eenmaal geen tijdslimiet van 9.00 tot 17.00 uur kent. Als het aan mijn hoofd ligt, zou ik de hele dag kunnen puzzelen met cijfers. Naast Sudoku spelen wij thuis Triominos. We hebben ook nog Skip bo, Uno en Rummikub in de la liggen. Het enige moment, wanneer ik geen cijfers gebruik is tijdens het koken. Dit is denk ik de reden waarom ik niet goed kan bakken, omdat dan het gewicht en de temperatuur wat nauwer telt dan ik zou willen.

Ik heb een droom en hoop ook deze te concretiseren met cijfers om een streven te hebben. Mijn wens is om in de toekomst een takeaway te beginnen. Daarvoor ben ik mijn jaarinkomen aan het sparen voor een sabbatical. Om te sparen moet ik mijzelf begrenzen in mijn eten, klussen en kledingaankopen. Ik heb nu voor elk onderdeel een jaarbudget vastgesteld. Voor mijn kleding zit ik in mei al op drie kwart van het budget. Ik ben benieuwd wat ik ga doen wanneer ik het budget na de zomer volledig heb uitgegeven.

In principe zou ik over vijf jaar mijn target makkelijk bij elkaar kunnen sparen. Ik weet dan niet of ik de moed heb om de stap naar een takeaway te maken. Het kan heel goed zijn dat ik dan het geld gebruik voor mijn andere droom – een vakantiehuisje aan Egmond aan zee kopen.

Cijfers geven richting, maar zijn geen waarheid. Het heeft potentie om dromen te concretiseren, zodat het geen luchtkasteel blijft. Ik gebruik het graag als duwtje in de goede richting. Samenwerken helpt ook om ambities een duwtje in de goede richting te geven. Daar kom ik graag op terug in deel 4. Samenwerken door anders te zijn te erkennen.

Beleid maken is belangen afwegen

Ook als beleidsadviseur is puzzelen mijn favoriete bezigheid. Beleid maken is belangen afwegen. Het is een puzzel om alle belangen een goed plekje in het beleidsstuk te geven en de juiste prioriteiten daarin voor te stellen. Beleid is niet perse complex vanwege de inhoud, maar tegenwoordig eerder vanwege de hoeveelheid partijen die betrokken zijn in het maken en uitvoeren van het beleid. Elke partij heeft zijn terechte punt vanuit hun eigen passie en professie. Voor een beleidsmaker is het de vraag of deze belangen passen bij de taak die een gemeente heeft.

Wil ik als beleidsmaker impact maken dan is de grootste puzzel de belangen van nu in balans te krijgen met het maatschappelijk effect voor de toekomst. Het meest betekenisvolle wat ik nu kan doen is een actie voorstellen waar de toekomstige generatie baat bij kan hebben. Kan een opdracht de kinderen van nu helpen om later een veerkrachtige volwassene te worden? Kunnen wij als overheid en partijen samen werken aan woningen voor de toekomst zodat mijn leeftijdsgenoten en ik daarin kunnen wonen als wij met pensioen gaan? Kunnen wij nu pilots starten zodat de kinderen van mijn dochter en haar leeftijdsgenoten daar voordeel van hebben als zij naar school gaan?

Mijn drive ligt in het realiseren van resultaten. Werken aan resultaten in de toekomst is niet altijd lonend, omdat inwoners, professionals en ook bestuurders concrete en zichtbare resultaten nodig hebben, die bijdragen aan de problemen of wensen die zij nu hebben. Werken aan de toekomst is vertrouwen in elkaar hebben om nu het juiste te doen. Het is puzzelen om samen beleidsvoorstellen te maken die voor nu passend zijn en tegelijkertijd een stap voorwaarts doen voor de toekomst. Dit is het meest betekenisvolle resultaat dat ik zou willen bereiken. Ook al zal ik in mijn leven niet per se het resultaat van mijn beleidsvoorstel kunnen zien. Dan heeft het puzzelen niet alleen waarde voor mij, maar misschien zelfs voor een klein deel van de samenleving.

Het bekende versus een nieuwe uitdaging

Mijn grootste puzzel op dit moment is mijn drang om te schrijven in relatie tot mijn behoefte om kunst te maken. Ik heb altijd getekend. Het voelt als magie om je eigen wereld te creëren vanuit het niets op een leeg vel. Er zijn geen belangen af te wegen. Ik volg mijn vingers die zich laten leiden door mijn hoofd. Mijn hoofd laat zich weer inspireren door mijn hart.

Ik heb altijd geschreven. Ik denk net zo lang als ik teken. Naast de gedachte voor mijn kind schrijf ik in de avond van mij af in een dagboek. Ik schrijf al mijn presentaties woord voor woord uit. Ik schrijf infosheets over voeding, energie en misschien ooit over het beleidsvak. In mijn werk schrijf ik werkinstructies, handreikingen, memo’s, collegevoorstellen en brieven aan inwoners.

Ik kan echter maar een keer mijn tijd en energie investeren. Een schrijfdrang zoals deze blog betekent dat ik geen ruimte heb om te tekenen. Waar ik ten diepste bang voor ben is dat ik voor mijn schrijfwerk minder erkenning krijg dan voor mijn beeldende kunst. Ten slotte heb ik voor het tekenen op een kunstacademie gezeten. Ik neem deel aan kunstbeurzen en hang af en toe nog in een galerie.

Met schrijven heb ik zeker wel mijn uren gemaakt, maar ik voel mij een soort van niks. Ondanks de openheid en kwetsbaarheid is schrijven niet mijn professie zoals kunstenaar of beleidsadviseur zijn. Is het schrijven wel mijn investering waard? Durf ik mij over te geven aan mijn eigen behoefte? Houd ik mij liever vast aan wat ik ken en kan en wat jullie al van mij weten? Ga ik voor erkenning of zoek ik een nieuw pad met wegen, mensen en reacties die ik niet ken?

Zo puzzel ik de hele dag door. Puzzelen lijkt nu een stuk ontspannender dan tien jaar geleden. Ik heb niet meer de drang om puzzels zo snel mogelijk op te lossen. Gedachten komen en gaan. Ik vertrouw erop dat de relevante gedachten wel blijven hangen. Ik vertrouw op het leven dat deze de juiste puzzelstukjes op het juiste moment aanreikt. Een soort van intuïtief puzzelen. Cijfers zijn voor mij wel een grote verleiding om te puzzelen. Daar kom ik graag op terug in deel 3. Cijfertjes: mijn favoriete hobby (Dit meen ik serieus)

Openheid in contact

Ik zoek een beetje naar het gevoel van beleidsadviseur zijn. Ik heb 14 jaar beleidswerk achtergelaten voor de functie als coördinator. Hoe voelde het ook al weer om aan te sluiten bij een portefeuillehoudersoverleg? Hoe ging het uitwisselen met de leden van een adviesraad ook al weer? Ik kan niet meer terug naar vroeger, omdat ik mijn bagage van de afgelopen vier jaar meeneem.  Wat mij de meeste lol geeft is het contact dat ik heb als beleidsadviseur. Ik vond het heel bijzonder om in de eerste week in Gieten elke dag een collega tegen te komen, waarmee ik in Assen heb gewerkt. Contact vind ik als beleidsadviseur noodzakelijk, omdat ik als vertegenwoordiger van een gemeente uiteindelijk beleid maak die gevolgen heeft voor de inwoner.

Ik spreek als beleidsadviseur inwoners, vrijwilligers, professionals, managers en bestuurders. Ik vind het geweldig om naar de betrokkenheid, deskundigheid en drive van al die verschillende partijen te luisteren. Hun drive geeft mij de energie om mijn werk als beleidsadviseur serieus te nemen, zodat ik hun aangedragen vraagstukken vertaal in plannen die voor hen van waarde zijn. Ik ben hen dankbaar dat zij bereid zijn hun vraagstukken en drive met mij te delen.

Onzekerheid bij een nieuw begin

Als sterrenbeeld ben ik leeuw. Aan mij schort het niet aan trots. Ik handel eerst en zie dan wel waar het schip strand. Dat kan zeker in een organisatie, waarin je al 19 jaar rondloopt. Dan zeggen ze gewoon: ‘Oh, dat is Jenny maar.’ Ik heb genoten van het vertrouwen en de waardering van de collega’s, waar ik de afgelopen jaren mee heb gewerkt.

Het is een tijd geleden dat ik mij zo onzeker voelde. Ik reflecteer op wat ik zeg, wat ik mail en hoe ik overkom. Was ik bij mijn eerste werkgever mijzelf of heb ik mij aangepast? Wat is normaal? Wie ben ik en wat ik wil? Nu zij mij toch niet kennen: wat voor gedrag en kleding kan ik achter mij laten en wat ga ik nu anders doen? Dan komt het mooi uit dat winkelen mijn favoriete hobby is.

Een nieuwe baan zorgt kennelijk voor bepaalde onzekerheden. Mijn eerste angst is dat ik een verwende collega ben. Kan ik de feedback van mijn nieuwe onbekende collega’s aan of komt het op mij over als kritiek? Mijn tweede angst is dat ik een dominante professional ben die denkt alles te weten. Tegenwoordig heb ik overal wel een mening over of een oplossing voor. Kan ik de ander nog de ruimte geven om zijn eigen pad te bewandelen? Mijn laatste angst is dat ik het beleidswerk niet meer leuk vind en ik niet meer met de enthousiasme van vroeger kan bijdragen.

Vertrouwen in het leven

Angsten en onzekerheden horen bij het leven. Het hoort volgens mij ook wel bij een nieuwe baan. Mijn voorkeur is met vertrouwen openheid en onzekerheid tegemoet te treden. Ik heb vertrouwen in mijzelf en in mijn collega’s. Het belangrijkste vertrouwen heb ik in het leven. Een ander zou het god, universum of iets tussen hemel en aarde kunnen noemen.

Ik geloof dat het mogelijk is dat de juiste vraagstukken en de juiste mensen op het juiste moment samen komen. Hierdoor ontstaat er positieve energie, waarmee je samen zelfs beren van de weg kunt schuiven en resultaten bereikt die je vooraf niet had kunnen bedenken. Dit is niet wat ik in elke klus nastreef. Elk gevoel dat mij hieraan doet denken, draagt zeker wel bij aan mijn werkplezier. Ik geloof ook dat ik zo aan mijn nieuwe baan en klus ben gekomen.

Tot slot wil ik terug komen op mijn laatste angst of ik het beleidswerk nog wel leuk vind. Ik heb heel veel lol in de gesprekken die ik namens de gemeente Aa en Hunze heb mogen bijwonen en voeren.  Ik kan zelfs zeggen dat ik de variatie en ruimte in contact heb gemist. Dit zal zeker een aandachtspunt voor mij blijven in mijn toekomstige opdrachten.

Mijn grootste lol zit in het puzzelen. Daar vertel ik jullie de volgende keer meer over.

Een goed gesprek over de toegang tot het sociaal domein

Mijn periode als leidinggevende van de toegang voor maatschappelijke ondersteuning bij de gemeente Assen was een leerzame periode. Ik weet in de huidige opdrachten dat de waarde ligt in de wijze waarop ik nu de verbinding leg tussen bestuur, beleid, uitvoering en de inwoner.

Het goede gesprek betekent dat er geen waarheden zijn, maar belangen en perspectieven. Het gesprek is bedoeld om de beleving en de verwachtingen van de betrokkenen op te halen om daar richtingen te ontwikkelen die ten goede komen aan dezelfde betrokkenen.

Ik hoop dat mijn ervaring en input de lezer inspiratie geeft om op verschillende niveaus over en vooral met de toegang het goede gesprek te voeren.

Wordt er niet te veel gevraagd van de toegang?

Voordat ik in ga op de bovenstaande punten voor het goede gesprek, licht ik mijn kijk op de toegang toe. De toegang tot het sociaal domein is de plek waar de inwoner met zijn hulpvraag bij de gemeente terecht kan. Deze kijkt met de inwoner mee welke voorzieningen van de gemeente het beste bij de hulpvraag en de situatie past.

De gemeente biedt hoofdzakelijk voorzieningen aan, die voortkomt uit een wet. Het aantal wettelijke taken in het sociaal domein is door de jaren heen toegenomen. Hierdoor heeft de gemeente niet per se een enkele toegang, maar verschillende. Het kan dan gaan om een toegang per wet of een toegang per wijk voor de verschillende wetten. Elke gemeente organiseert de toegang op een eigen manier, waardoor de professional ook verschillende benamingen heeft, zoals consulent, wijkwerker of regisseur. Voor het gemak wordt de term professional in dit stuk gebruikt.

Deze professional in de toegang heeft door de verschillende ontwikkelingen te maken met een variatie aan vraagstukken, zoals: wachtlijsten, integraal, rechtmatig of wijkgericht werken.  De organisatie van deze variatie aan vraagstukken kan per wettelijke taak verschillen en binnen dezelfde gemeente voor elke taak anders georganiseerd zijn.

Er wordt van de professional door de variatie aan vraagstukken en landelijke ontwikkelingen steeds meer gevraagd om breed te kijken en dwarsverbanden te leggen. Dit vergt naast het contact met de inwoner ook overleg binnen en buiten de gemeente over de hulpvraag van de inwoner. Aan de andere kant is er de behoefte om efficiënt te werken om de inwoner zo snel mogelijk duidelijkheid te geven en wachttijden bij andere inwoners te verkleinen. Hierdoor kan het contact met inwoner steeds meer onder druk komen te staan en ook de kwaliteit die de professional wil bieden aan dezelfde inwoner.

Toekomstperspectief – stevige lokale teams

Een belangrijke ontwikkeling anno 2024 is de inzet van stevige lokale teams, die in het landelijk beleid zoals het Integraal zorgakkoord (IZA), het Gezond en actief leven akkoord (GALA) of de Hervormingsagenda Jeugd zijn genoemd.

Gemeenten hebben dan de taak om hulp en ondersteuning nog integraler en effectiever voor de inwoner te organiseren met alle partijen in het sociaal domein. Het kan dan gaan om scholen, huisartsen, maatschappelijk werkers en ook ervaringsdeskundigen, vrijwilligers of mantelzorgers.

Ook is het de bedoeling dat in de stevige lokale teams de professional niet alleen onderzoekt of de inwoner hulp nodig heeft, maar de hulp ook zelf uitvoert. Dit betekent een veranderende opvatting van de rol en werkzaamheden van de professional in de toegang, wat ook andere kennis en vaardigheden of zelfs een andere type professional vraagt.

Koepelorganisaties, zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), helpen gemeenten door onder andere in een richtinggevend kader te omschrijven wat de kenmerken zijn van een toegang sociaal domein. Deze is te vinden met de volgende link Richtinggevend kader voor toegang sociaal domein vastgesteld | VNG.

Input voor het goede gesprek

Voor de input voor het goede gesprek beperk ik mij tot drie groepen van gesprekpartners, namelijk 1. het bestuur, 2. de inwoner en 3. de professional in de toegang zelf. Het vervolg omvat voor elke groep de vraagstukken die van belang zijn voor een goed gesprek.

Bestuur: kaders toegang

Ik begin bij het bestuur, omdat het college van burgemeester en wethouders uiteindelijk de opdrachtgever is voor het dagelijkse werk van de gemeentelijke organisatie. Het bestuur geeft perspectief door richting en kaders mee te geven, die meegenomen dienen te worden in de gesprek tussen de inwoners en de toegang.

De te bespreken vraagstukken zijn afhankelijk van de situatie, waar de toegang mee te maken heeft. Een gesprek naar aanleiding van wachtlijsten of werkdruk is een ander startpunt dan de nadruk op bijvoorbeeld wijkgericht of integraal werken. Hieronder zijn drie vraagstukken omschreven, die als inspiratie kunnen dienen.

De verhouding tussen de gemeente en de inwoner
De wijze waarop de gemeente de inwoner wil benaderen heeft impact op de houding van de professional richting de inwoner. Hiermee bedoel ik dat een gemeente die veel zelfregie vraagt van een inwoner vaak meer een toetsende rol van deze professional verwacht. Aan de andere kant kan de gemeente de wens hebben om de inwoner te faciliteren, waarmee de professional eerder een dienstverlenende of zelfs hulpverlenende rol heeft.

Werken naar de letter of de geest van de wet
Ook de rolopvatting van de gemeente over de uitvoering van een wettelijke taak bepaalt de ruimte, waarbinnen de professional bezig kan zijn met de hulpvraag van de inwoner. Met naar de letter van de wet bedoel ik dat de professional toetst of de situatie van de inwoner aan de voorwaarden van de wet voldoet.

Naar de geest van de wet werken gaat er over dat dezelfde professional de inwoner eerder een oplossing aanbiedt, waarmee de inwoner zelf een stap in de goede richting neemt. Ook al zou deze oplossing niet aan de voorwaarden van de wet voldoen, maar wel passen bij de bedoeling van de wet.

De houding van de gemeente over de uitvoering van de wettelijke taak bepaalt uiteindelijk de speelruimte van deze professional.

Integraal of taakgericht werken
Een toegang voert over het algemeen een enkele wet uit, maar kan de taak hebben om een breed gesprek te voeren over alle leefgebieden van de inwoner. Hiermee ziet de professional ook de problemen van de inwoner op andere leefgebieden en kan deze dan andere hulpvragen signaleren en waar nodig doorverwijzen naar een andere toegang.

De breedte waarin de professional moet kijken betekent iets voor de werkzaamheden en de hoeveelheid afstemming die nodig is met behandelaren, maatschappelijk werkers of professionals van andere toegangen. De gewenste wijze van werken zegt daarmee iets over de hoeveelheid tijd die de consulent kan nemen voor een hulpvraag.

Een helder kader vanuit het bestuur over deze drie vraagstukken helpt om de taken en rollen van de toegang helder uit te leggen en daarmee ook inzicht te krijgen in de verwachtingen van de inwoners en professional.

Inwoner: tevredenheid en klantreis

De inwoner is het startpunt van het werk van de professional in de toegang. Van belang is dan om te weten wat de verwachtingen van de inwoner over de gemeente en de toegang zijn om te weten hoe deze kan aansluiten op de leefwereld van die inwoner. Hieronder zijn weer drie vraagstukken omschreven die als inspiratie kunnen dienen.

Inwoner of gebruiker
Het maakt uit of er input over de toegang van inwoners of gebruikers wordt gevraagd. Het is gangbaar om gebruikers te vragen naar hun ervaringen, waarbij zij feedback geven over het proces, de kwaliteit van de professional en hun tevredenheid over de geboden oplossing.

Inwoners kunnen de gemeente meer vertellen over hun beeldvorming over de toegang en daarmee juist meer inzicht bieden of de huidige organisatie van de toegangen past bij de hulpvraag van de inwoner. Deze input zou ook helpen in de doorontwikkeling naar de stevige lokale teams.

Zeggenschap en verwachtingenmanagement
Om een goed gesprek te voeren is het van belang om helder te hebben wat voor input de inwoner mag geven en over welke onderwerpen zij mee mogen denken. Dit voorkomt dat de inwoner verkeerde verwachtingen heeft over de invloed die deze heeft.

Als voorbeeld noem ik de verschillende vormen binnen een participatieladder voor zeggenschap: informeren, inspreken, raadplegen of consulteren, co-creatie, delegeren of meebeslissen of zelfbestuur. Deze ladder heeft invloed op de verhouding tussen de gemeente en de inwoner. Hoe verder in de ladder, hoe meer zeggenschap de inwoner heeft. Hierbij laat de gemeente steeds meer de rol als beslisser los.

Klantreis met consulent en inwoner
Een mogelijkheid voor een goed gesprek is een klantreis. Dit is een gesprek over het proces in de toegang vanaf de start van de hulpvraag tot het besluit van de gemeente. Hierin vertellen inwoners, gebruikers of ervaringsdeskundigen stap voor stap hun ervaringen over het gehele proces aan de gemeente. Dit proces kan grofweg de volgende fasen omvatten: melding, onderzoek, advies, besluit, ondersteuning en administratie.

Een gezamenlijk gesprek met de consulent en de inwoner kan een meerwaarde zijn om elkaars taal en perspectief te leren kennen. Meer begrip over elkaars belangen helpt om de dienstverlening aan te passen aan de leefwereld van de inwoner. Aan de andere kant kan de inwoner door de uitwisseling beter begrijpen wat er bij het werk van de professional komt kijken.

Toegang: kwantiteit versus kwaliteit

Een goed gesprek met de professional kan gaan over de verhouding tussen kwantiteit en kwaliteit. Kwantiteit gaat bijvoorbeeld over de caseload van de professional. Kwaliteit gaat bijvoorbeeld meer om de zorgvuldigheid van het onderzoek dat deze uitvoert.

Het goede gesprek betekent dat er geen waarheden zijn, maar belangen en perspectieven. Hieronder is voor de laatste keer weer drie vraagstukken omschreven om de beleving en de verwachtingen van de professional over kwaliteit en kwantiteit op te halen.

Kwaliteit: perspectief en beleving
In een gemeente is er geen eenduidige definitie van kwaliteit. Kwaliteit kan zelfs per wet of per persoon verschillen, waardoor het gesprek met de professional vooral gaat over hun beleving van kwaliteit en de aspecten die daarin voor hun van belang zijn.

Aspecten, die aan de orde kunnen komen in het gesprek, zijn bijvoorbeeld: rol en taakafbakening, de mate van zorgvuldigheid of uniform werken versus maatwerk. De beleving van de professional over de genoemde aspecten geeft een beeld, waar zij in het contact met de inwoner tegen aanlopen en hoe deze zijn functie opvat.

De input uit het gesprek kan men dan vergelijken met de kaders vanuit het bestuur om inzicht te krijgen in de verschillen en overeenkomsten tussen de bestaande en de gewenste situatie. De beleving van de professionals helpt om te begrijpen waar de passie en drive van de professional ligt en welke aanknopingspunten nodig zijn om een verandering naar bijvoorbeeld stevige lokale teams te realiseren.

Kwantiteit: overzicht en inzicht
Spreken over kwantiteit is nodig, omdat dit thema mede van invloed is op het gevoel van werkdruk in de toegang. Dit gevoel zal toenemen, wanneer er wachtlijsten zijn. Mensen, die mij kennen, weten dat ik de voorkeur heb om te sturen op een caseload en prestatie. Ik licht hier mijn persoonlijke voorkeur toe ter inspiratie.

Prestatiegericht werken doe ik niet om de professional op stang te jagen, maar vanwege de volgende twee redenen. Ten eerste vind ik het belangrijk dat inwoners zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen wat zij van de gemeenten mogen verwachten. Hulp vragen aan de gemeente is voor veel mensen de laatste strohalm. Er zit een gevoel van schaamte, angst en wanhoop bij. Hoe eerder de gemeente besluit, hoe meer dat vertrouwen aan de inwoner geeft over de toekomst.

Ten tweede was dit thema mijn belangrijkste instrument als leidinggevende om de professional en het team te beschermen. Op basis van overzicht kreeg de professional zelf inzicht wat de werkdruk kon verlagen. Daarnaast gaf overzicht ook inzicht op een hoger niveau in de organisatie om keuzes te maken over extra capaciteit of een langere wachtlijst. Ik heb zo het team kunnen faciliteren door structureel de capaciteit in de toegang uit te breiden.

Balans kwaliteit en kwantiteit
De gewenste mate van kwaliteit heeft invloed op de kwantiteit die de toegang kan behappen. Elke verandering betekent een investering in kwaliteit, wat tijd vergt en daarmee invloed heeft op de grootte van de caseload van de professional. Daarom is het van belang om bij veranderingen de investering in de toegang af te wegen en daarbij passende voorwaarden te scheppen.

Slot: evenwicht in het belang van bestuur, inwoner en professional

Een goed gesprek gaat over het uitwisselen van verwachtingen, ervaringen en zorgen van de verschillende belanghebbenden. Deze uitwisseling geeft een completer beeld over het functioneren van de toegang en wat de verwachtingen daarover zijn. Dit inzicht is dan een goede basis om de gewenste veranderingen in te voeren en oog te hebben voor de uitdagingen die daarbij komen kijken.