Kun je jezelf kort voorstellen? Wie ben je en wat is je huidige functie?
“Ik ben Willem-Hendrik Renger, 51 jaar, getrouwd, twee kinderen en ik woon in Veenendaal. Na mijn studies Milieukunde en Bestuurskunde ben ik via Langhenkel – inmiddels Wyzer – aan de slag gegaan als juridisch beleidsmedewerker ruimtelijke ordening. In het begin lag de focus van mijn werkzaamheden op het maken van bestemmingsplannen. Daarna zijn mijn werkzaamheden meer verschoven richting handhaving en vergunningverlening – en dan met name de juridische procedures. Ik heb opdrachten gedaan bij onder meer de gemeenten Rotterdam, Barneveld, Hellevoetsluis, Naarden en De Bilt. Sinds februari 2016 werk ik – op een pauze van een half jaar na in 2021 – bij de Gemeente Breda als Handhavingsjurist. Daarnaast ben ik één à twee dagen in de week Jurist Vergunningen, Toezicht en Handhaving bij de Gemeente Doetinchem.”
Wat vind je het leukste aan je werk als interimmer?
“Dat geen enkele dag hetzelfde is. Ik heb bij veel verschillende opdrachtgevers een kijkje in de keuken mogen nemen en die kennis en ervaring neem ik mee naar mijn huidige opdrachtgevers. Bovendien is mijn vakgebied continu in ontwikkeling. In dit interview hebben we het over de Omgevingswet, maar ook binnen de andere domeinen van gemeenten verandert de wet- en regelgeving voortdurend. Ik vind het leuk om nieuwe ontwikkelingen op de voet te volgen en die kennis toe te passen op de werkvloer bij mijn opdrachtgevers.
Het leukste aan mijn werk bij de Gemeente Breda is de afwisseling. Ik behandel uiteenlopende dossiers, van illegale woningsplitsingen tot een buitenschoolse opvang die in strijd met het stemmingsplan is gevestigd. En van illegale feestjes tot het kappen van een boom zonder kapvergunning. Er is bij gemeenten met het oog op de krappe arbeidsmarkt en het hoge personeelsverloop grote behoefte aan externe expertise op het gebied van juridische procedures in het ruimtelijk omgevingsrecht. Dat geldt zeker voor ervaren krachten.”
“Ik vind het leuk om nieuwe ontwikkelingen op de voet te volgen
en die kennis toe te passen op de werkvloer bij mijn opdrachtgevers.”
In hoeverre heeft de komst van de Omgevingswet jouw werk veranderd?
“Het is nog een beetje aan de vroege kant om een volledig beeld te kunnen schetsen, omdat ik nog veel dossiers afhandel die nog onder de oude wetgeving vallen. Handhavingsverzoeken die voor 1 januari van dit jaar zijn ingediend worden nog afgehandeld op basis van het oude recht (Wabo, de Wet Algemene Bepaling Omgevingsrecht) en datzelfde geldt ook voor de besluiten die onder het oude recht tot stand zijn gekomen. Dus de totale impact is nu nog lastig te aanschouwen. Ik verwacht dat het nog enige jaren kan duren voordat dit exact duidelijk wordt, ook omdat rechtszaken en hoger beroepen tijdrovend zijn, zeker met de huidige lange wachtrijen bij de rechtbank.
Uiteraard krijg ik ook dossiers in handen die al wel vallen onder de Omgevingswet. Omdat alle wetten en regels over de fysieke leefomgeving hierin zijn ondergebracht en de wet nog relatief nieuw is vergt dit veel uitzoekwerk. Maar dat vind ik heerlijk! Laat mij maar lekker grasduinen. Wat er vooral anders is geworden, is dat je met een andere mindset naar zaken moet kijken. Wat je gewend was, moet je overboord gooien. Maar ook weer niet, omdat je tegelijkertijd nog met veel dossiers bezig bent van vóór 1 januari 2024. Dus mijn werk is wel nóg uitdagender en afwisselender geworden.”
Hoe heb je je op de komst van de Omgevingswet voorbereid?
“Door de lange aanlooptijd heeft iedereen lang de tijd gehad om zich voor te bereiden op de komst van de wet. Ik heb mij in de materie verdiept tijdens verschillende opleidingsdagen bij Wyzer Academie. Verder spar ik vaak over de Omgevingswet met mijn collega’s en blijf ik onverminderd de jurisprudentie volgen. Maar het meeste leer je toch in de praktijk. Die is namelijk vaak een stuk complexer dan wat in theorieboeken staat. Gedetacheerd zijn, en dus bij verschillende opdrachtgevers werken, helpt je ook om je blik te verruimen.”
“Werken bij verschillende opdrachtgevers,
helpt je om je blik te verruimen.”
Wat vind je van de nieuwe Omgevingswet?
“Eerlijk gezegd ben ik behoorlijk kritisch. Het zou allemaal sneller en eenvoudiger moeten worden om zaken te regelen voor burgers en ondernemers, maar de situatie is eigenlijk complexer geworden. Onder de Wabo was het zo dat bouwwerken in principe altijd vergunningplichtig waren. De uitzonderingen werden genoemd in artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) – een bouwwerk was vergunningsvrij en hoefde niet te voldoen aan het bestemmingsplan – en artikel 3 van het Bor – een bouwwerk was vergunningsvrij als het voldeed aan het bestemmingsplan. Alleen in die gevallen mocht je vergunningsvrij (voort)bouwen. In de Omgevingswet is dit net andersom. Daar gaat de wetgeving ervan uit dat het bouwen vergunningsvrij is, tenzij het bewuste geval in artikel 2.25 en artikel 2.26 van het Besluit bouwwerk leefomgeving (Bbl) is aangewezen als vergunningsplichtig. Maar daarop worden vervolgens in vervolgartikelen ook weer uitzonderingen gemaakt voor bouwwerken die toch weer vergunningsvrij zijn. Dan denk ik bij mezelf: hoezo is dit makkelijker en minder complex?
Ik merk ook bij collega’s dat zij behoorlijk kritisch zijn op het nieuwe stelsel. En van diverse inwoners en ondernemers die van het loket gebruik hebben gemaakt heb ik gehoord dat je je door een hele vragenlijst moet worstelen om te checken of er een vergunning nodig is. Dus ook daar hoor ik kritische geluiden. We hadden een heel mooi stelsel, maar dat is door beleidsmakers uit Den Haag, die ver van de dagelijkse uitvoeringspraktijk afstaan, veranderd. Het is nu dus vooral best lastig, maar we moeten het ermee doen en maken er het beste van.”