Stel je voor: het atrium van het stadskantoor in Breda, een doordeweekse dag in september. Een ruime en lichte hal, de talloze infobalies, de bankjes om op te wachten en de grote planten in de even grote potten op de vloer beneden. Dan gaan de schuifdeuren open en komen er een man en een vrouw binnengelopen. Zij is zwanger, allebei zijn ze radeloos en – zoals Ola, de Pools sprekende medewerker van het Informatiepunt, later aan Marianne Langkamp laat weten – allebei zijn ze in paniek. “Het waren twee arbeidsmigranten die al drie weken niet betaald hadden gekregen,” vertelt Marianne Langkamp. “Daardoor dreigde alles in te storten; ze stonden op het punt hun huis te verliezen.”
Het Informatiepunt is het Informatiepunt West-Brabant voor EU-arbeidsmigranten, waar Marianne projectleider van is. Zodra de man en de vrouw het stadskantoor van de gemeente Breda binnenlopen, worden ze opgemerkt door Ola. Marianne: “Ze heeft deze mensen opgevangen, goed naar ze geluisterd en ze doorverwezen naar het Juridisch Loket. Laatst kwamen ze weer langs op het stadskantoor om haar te bedanken: ze hadden hun achterstallige salaris gekregen en werden niet uit hun woning gezet. Ze waren gewoon zó dankbaar. Dat is volgens mij een prachtig voorbeeld van hoe je mensen kunt helpen. Iets wat alleen kan als je ze zo snel mogelijk van informatie voorziet.”
Topje van de ijsberg
Onlangs berichtten Nieuwsuur en Binnenlands Bestuur dat gemeenten veel problemen ervaren met arbeidsmigranten. De kwetsbare situatie van EU-arbeidsmigranten, vaak afkomstig uit Midden- en Oost-Europa en in Nederland werkzaam in bijvoorbeeld de glastuinbouw, productie, logistiek of vleesindustrie, wordt duidelijk zichtbaar in de coronatijd. Drukte op de werkvloer en overbewoning – te veel mensen in een huis – zorgen ervoor dat het niet mogelijk is om afstand te houden zoals de maatregelen voorschrijven, met een grote hoeveelheid besmettingen tot gevolg. Het blijkt een zichtbaar geworden topje van een veel grotere ijsberg te zijn: een groep kwetsbare arbeidsmigranten wordt uitgebuit en heeft op dagelijkse basis te lijden onder slechte werk- en woonomstandigheden.
“Het blijkt een zichtbaar geworden topje
van een veel grotere ijsberg te zijn.”
Het is aanleiding voor de publicatie van het rapport Geen Tweederangsburgers in 2020. Onder leiding van oud-fractievoorzitter van de SP Emile Roemer doet een commissie een aantal concrete aanbevelingen om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren. “Het oprichten van regionale informatiepunten is er daar een van,” vertelt Marianne. “In het rapport van Roemer staat dat het van groot belang is om mensen tijdig en goed te informeren. De provincie Noord-Brabant heeft voortvarend gehandeld en is gestart met vijf pilots. Daar zijn evenveel succesvolle Informatiepunten uit ontstaan. Bij die van ons in West-Brabant, waar ik projectleider van ben, zijn veertien gemeenten betrokken.”
Mobiele teams
Het Informatiepunt op het Bredase stadskantoor is meertalig, met twee Roemeens sprekende medewerkers, een Poolse en binnenkort ook een Bulgaarse kracht. Maandelijks melden zich er 1500 tot 2000 arbeidsmigranten om zich in te schrijven als niet-ingezetene van Nederland. De medewerkers informeren en ondersteunen per maand zo’n 120 van deze arbeidsmigranten. Binnenkort opent eenzelfde punt in Roosendaal. De andere twee belangrijke componenten van de aanpak zijn een website en mobiele teams. Op de site, workinnl.nl, is in negen talen informatie te vinden over werken, wonen en leven in Nederland.
De laatste schakel – de mobiele teams – zijn niet plaatsgebonden, maar poppen naar behoefte op in de veertien aangesloten gemeenten. Een zich verplaatsend informatiepunt, als het ware. Marianne: “We hebben in het begin alle gemeenten uitgenodigd om mee te denken: hoe willen jullie zo’n informatiepunt in jouw gemeente vormgeven? Wat meteen opviel, is dat gemeenten uiteenlopende wensen hebben en de inrichting heel verschillend organiseren.”
“Mensen werden in hun eigen taal aangesproken,
wat als heel prettig werd ervaren.”
Een recent en treffend voorbeeld uit Etten-Leur is een Pools sprekende medewerker van het Informatiepunt die meeging met gemeentelijke toezichthouders bij een bezoek aan een huisvestingslocatie. “Dat deed zóveel met het vertrouwen,” vertelt Marianne. “Omdat de meeste arbeidsmigranten het Engels slecht beheersen, kon het gesprek nu worden gevoerd zonder vertalingsapp. Mensen werden in hun eigen taal aangesproken, wat als heel prettig werd ervaren. Daardoor kon ook een wat stillere groep arbeidsmigranten worden bereikt. Die mensen komen normaalgesproken minder in beeld.”
Integrale aanpak
Het voorbeeld uit Etten-Leur is er een, maar vanuit de veertien deelnemende gemeenten zijn er legio. Gemeenten zetten de mobiele teams in op een huisvestingslocatie, bij een Oost-Europese supermarkt of bij een bedrijf. En in al die gevallen wordt snel duidelijk dat er binnen een gemeente heel veel mensen te maken hebben met arbeidsmigranten. “Daarom pleiten wij voor een integrale aanpak,” zegt Marianne. “Want het raakt aan handhaving, aan publiekszaken, aan economische zaken, aan wonen en het sociaal domein.”
“Dit raakt aan handhaving, publiekszaken,
economische zaken, wonen en het sociaal domein.
Daarom is een integrale aanpak nodig.”
“De inrichting van het informatiepunt doen we samen met de betreffende gemeente. Het is ook aan hen om te bedenken hoe ze graag de bij hun wonende en werkende arbeidsmigranten willen bereiken. We bieden dus maatwerk, en dat werkt heel goed. Tegelijk laat het aan de deelnemende gemeenten zien dat het verregaande samenwerking tussen de verschillende domeinen vereist. Het grijpt allemaal in elkaar. Je kan moeilijk inzetten op alleen handhaving als je niet ook het huisvestingsvraagstuk meepakt.”
Daarnaast is het een aanpak die persoonlijk is. De medewerkers zijn gericht op het wekken van vertrouwen. “Je moet de medewerkers zien als wegwijzers,” legt Marianne uit. “Ze kunnen arbeidsmigranten helpen door ze richting de juiste hulpinstantie door te verwijzen. Dat gebeurt altijd vanuit vertrouwen en verbinding.”
Dat doorverwijzen gaat richting betrokken partijen, vooral bij complexere vraagstukken. Marianne: “De samenwerking met maatschappelijke organisaties is echt cruciaal. Denk daarbij aan de GGD, het Juridisch Loket, het Leger des Heils en Stichting Barka – zij helpen dakloze arbeidsmigranten. Het zijn partijen die echt van betekenis zijn voor deze doelgroep. Sinds we met de Informatiepunten begonnen zijn, heeft de samenwerking goed vorm gekregen. Terwijl: als dit niet goed geregeld is, dreigen mensen tussen wal en schip te vallen.”
Bestaanszekerheid
Wie tussen wal en schip valt is kwetsbaar. Tijdelijke contracten, daardoor soms ook tijdelijke huisvesting en een laag loon kan ervoor zorgen dat arbeidsmigranten niet goed verzekerd zijn. “Het raakt allemaal aan bestaanszekerheid,” vertelt Marianne, die uitlegt dat goede informatie, tijdige doorverwijzingen en de juiste hulp daar een voorwaarde voor zijn. “Er zijn heel veel arbeidsmigranten waar het gewoon goed mee gaat, dat moeten we niet vergeten. Maar als het kwetsbare deel niet weet waar ze terecht kunnen voor de juiste informatie of toegang tot hulp, dan raakt dat fundamenteel aan bestaanszekerheid.”
“Als kwetsbare arbeidsmigranten niet weet
waar ze terecht kunnen voor de juiste informatie
of toegang tot hulp, dan raakt dat
fundamenteel aan bestaanszekerheid.”
De pilot in West-Brabant loopt nog tot 1 oktober 2025. Vanwege de goede resultaten is besloten al eerder dan die datum te starten met het landelijk inrichten van vergelijkbare punten. De kennis, ervaring en goede resultaten van de pilots in Noord-Brabant dienen als voorbeeld. Deze punten gaan WIN- of Work in NL-punten heten, die middels een decentrale uitkering via de arbeidsmarktregio worden gefinancierd.
Terug op het stadskantoor in Breda, waar de zwangere vrouw en haar man door tijdige hulp van Ola van het Informatiepunt goed zijn geholpen. “Een voorbeeld dat eigenlijk raakt aan alles waar arbeidsmigranten mee te maken hebben,” vertelt Marianne. “Als er iets niet klopt met de uitbetaling van het salaris of de loonstrook, of mensen krijgen onderbetaald, dan kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Het kan tot verlies van een huis leiden, wat mogelijk zorgt voor dakloosheid. Hulp aan voorkant, zoals hier, kan dit voorkomen.”
Want het geval van de twee laat zien dat het door adequate hulp ook goed kan gaan. Ze ontvingen hun salaris, werden niet uit hun woning gezet, en kwamen dankbaar terug op het stadskantoor. “En dat was nog niet eens alles,” zegt Marianne. “Ze vertelden ook dat ze op het punt stonden om terug te gaan naar hun land van herkomst, om daar hun kindje te krijgen. Dat was voor Ola heel bijzonder om te horen.”